Direct naar artikelinhoud
NieuwsWetenschappelijke studies

Het Erasmus MC publiceert enorme hoeveelheden artikelen, klopt dat wel?

Eén wetenschappelijke studie per week publiceren, sommige onderzoekers krijgen het voor elkaar. Erasmus MC is wereldwijd zelfs hofleverancier. Toch is die enorme productie – de gemiddelde Nederlandse wetenschapper doet 280 dagen over één publicatie - geen reden om in Rotterdam de champagne te ontkurken.

Onderzoekers worden vooral gestimuleerd véél te publiceren. Publish or perish, noemen ze dit zelf: publiceer of ga ten onder.Beeld Valerie Geelen

In de internationale vergelijking in het wetenschappelijk tijdschrift Nature vraagt Stanford-hoogleraar John Ioannidis zich namelijk af of zulke enorme productiehoeveelheden wel gezond zijn. Tekenend is dat een van de Rotterdamse hoogleraren zelf toegeeft niet al zijn eigen studies volledig te hebben gelezen. Wat, vraagt Ioannidis zich af, stelt auteurschap in de wetenschap dan nog voor?

Vinger op de zere plek

De Nature-studie legt de vinger op de zere plek van het huidige wetenschappelijke klimaat, waarbij onderzoekers vooral worden gestimuleerd véél te publiceren. Publish or perish, noemen ze dit zelf: publiceer of ga ten onder. Zo moeten onderzoekers aan het UMC Groningen bijvoorbeeld ‘een groeiende publicatieoutput’ laten zien met ‘minimaal twaalf publicaties’ om een vaste aanstelling als universitair docent te krijgen, volgens beleidsdocumenten.

In de medische wetenschap, met name de epidemiologie en cardiologie, hebben artikelen opvallend vaak zeer lange auteurslijsten – met soms honderden onderzoekers, schrijft Ioannidis. Volgens – onlangs zelfs vernieuwde – wetenschappelijke gedragscodes behoren zij allemaal een ‘wezenlijke bijdrage’ aan het onderzoek te hebben geleverd, zoals bijvoorbeeld data-analyse en het goedkeuren van het artikel. Dat is met zulke aantallen echter ‘niet reëel’, reageert Frank Miedema, initiatiefnemer van Science in Transition, een beweging wetenschappers die kritisch is op de huidige publicatiecultuur. Hij herkent de problematiek die Ioannidis aansnijdt. ‘Daar zitten heel veel oneigenlijke auteurschappen tussen’, denkt de hoogleraar immunologie en decaan van het UMC Utrecht.

Aantal lijkt zwaarder dan inhoud

Wetenschappers roepen al jaren dat de publicatiedruk doorgeschoten is. Het leidt tot burn-outs en zelfs sjoemelgedrag, bleek eerder al uit onderzoek. Soms kookt het systeem zelfs zodanig over dat Nederlandse publicaties in neptijdschriften belanden, onthulde de Volkskrant in augustus. ‘Mensen publiceren voornamelijk om het publiceren, het delen van uitkomsten van hun onderzoek lijkt inmiddels daaraan ondergeschikt’, reageert Marijtje Jongsma van wetenschappersvakbond VAWO desgevraagd. ‘De meeste onderzoekers, ik ook, moeten aan het eind van het jaar hun publicatielijst doorgeven aan hun instituut. Het aantal lijkt daarbij zwaarder te wegen dan de inhoud. Die verschijnen vervolgens namelijk vol trots op de websites van  universiteiten.’

De Rotterdammers zelf wijzen erop dat hun naam nu eenmaal deel uitmaakt van grote internationale consortia van onderzoekers. 'We zijn soms als een productie-eenheid in een Applefabriek' zegt hoogleraar epidemiologie Henning Tiemeier, een van de veelpubliceerders, via Skype. 'Om zo’n consortium bij elkaar te houden is het nodig om iedereen erkenning te geven via een auteurschap.' Drie van zijn artikelen uit 2016 had Tiemeier niet eens gelezen, al heeft hij naar eigen zeggen wel op andere manieren aan de studies bijgedragen. 'Het wringt soms inderdaad’, geeft hij toe, ‘maar het is een lastig dilemma: alleen als medeauteur kan ik verantwoording afleggen over mijn aandeel aan de inhoud.'

Ioannidis vindt dat geen sterk argument, mailt hij in een reactie. Sommige van dit soort grootschalige studies hebben tweehonderd auteurs, andere slechts één, terwijl ze inhoudelijk vergelijkbaar zijn, zegt hij. 'Dan is het toch lastig volhouden dat al die tweehonderd een essentiële bijdrage leverden.'

Inzichten opgeleverd?

In zijn Nature-artikel benadrukt Ioannidis overigens dat er inhoudelijk niets mis hoeft te zijn met het werk van de publicatiekanonnen. Wel is het opvallend dat een van de studies van Tiemeier onlangs in een fact check van de Volkskrant werd bekritiseerd. Foetussen met een kleinere hoofdomtrek zouden als kind vaker slaapproblemen hebben, maar dat effect is volgens statistici zeer klein en bevat onzorgvuldigheden.

Om de publicatiedrift te doorbreken is het beter als er helemaal niet meer gekeken wordt naar het aantal publicaties van onderzoekers, is Ioannidis' voorstel. Miedema en Jongsma zijn het met hem eens. Miedema: 'Hier moeten we vanaf. Het moet alleen nog maar om inhoudelijke kwaliteit gaan: wat heeft al dat onderzoek aan inzichten opgeleverd?'